Gisteren gingen de trossen los, verdween het eilandje Antigua uit het zicht en voeren we naar het zuiden met de laatste eilanden van de Caraïbische archipel aan stuurboord. We zullen vier weken geen land meer zien; en geen links en rechts meer zeggen.
Vanmorgen pas last van zeeziekte. Het liefste was ik in mijn bed gebleven maar dat mag nu juist niet. Dus onder de douche, ontbijt om half acht met Bonusandruppeltjes en buiten in de schaduw over de zee naar de horizon kijken. Er zijn wat wolken, de deining is standaard veroorzaakt door zogenaamde grondgolven en omdat we daar recht tegenin varen is het volgens ervaren zeelui een rustige zee. Desondanks zitten we na het ontbijt met ons drieën op een rij ons best te doen de misselijkheid te onderdrukken, buiten, blik letterlijk op oneindig. Kom asjeblieft niet aan mijn kop zeuren.
Intussen scheren vliegende vissen als meeuwen over het water. Ze zijn zo groot als haringen, wit en vliegen tot wel 15 meter vaak in groepjes van 10 over het water. Het is vluchtgedrag: ze ontsnappen zo aan roofvissen of aan de boot die ze als bedreigend ervaren. Af en toe vliegen paren Jan van Genten mee. We kunnen ook dolfijnen verwachten. Zo had ik het me voorgesteld, doorzetten en die zeeziekte overwinnen.
Ik heb uitzicht op de technici die op de houten werkvloer de apparaten in orde maken. Deze gaan morgen bij het eerste meetpunt nog voor het ontbijt het water in. De James Cook heeft een vaste Engelse, technische crew, die samenwerkt met technici van het NIOZ. Ze werken in hoog tempo, lopen met brede schouders heen en weer alsof de boot niet schommelt, zijn steeds gefocust en opgewekt. Sommigen hebben hun overal tot hun middel open. Hun tatoeages zijn goed te zien.
Hier tussendoor lopen de onderzoekers met apparaten van alles te meten en geven nog aanwijzingen. Morgen mag er na zo veel denkwerk en organisatie echt niets mis gaan.
Iedereen leeft mee en geeft ons goede raad: door blijven eten, alleen water drinken en dat dan alleen bij de maaltijd. Niet in je bed gaan liggen, je moet er door heen en opwekkend: het duurt meestal maar drie dagen. Het verhaal dat de boot bij een vorige cruise moest omvaren om een zeeziek blijvende vrouw in Kaap Verdië af te zetten wordt gelukkig niet meer dan een keer verteld. Of het verhaal, dat bij een expeditie op de Middellandse Zee bij windkracht 12 het merendeel ziek op bed lag en de rest het laboratorium moest leeghozen, dat de koelkast omviel en de stoelen door de mess vlogen. Het kan dus (nog) (veel) erger.
Ik knap op en praat met Jaap over ‘zijn’ fascinerende pteropoden en dan de lunch. Er liggen heerlijke stokbroodjes klaar met drie verschillende soorten rijke vullingen en patat. De technici voor me scheppen royaal op. Indachtig alle adviezen neem ik zo’n broodje en schep wat rauwkost op. Slingerend loop ik naar de eetzaal en eenmaal gezeten, heb ik ineens totaal geen trek. Dan over op de verplichte crackers, water en een mineola. Hoe kon Lutz zeggen dat ik de eerste drie weken zou aankomen!
Dus weer buiten op een stoel. Wordt dit mijn vaste plek? Na een uur trekt het bij en loop ik naar het hoofdlaboratorium in het vooronder en dat is dus niet verstandig. Ik kom er kennelijk wit weggetrokken aan. Anna loopt met me mee om de wonderzetpil van de huisarts uit Texel te geven. Op de rand van mijn bed kan ik met moeite het kokhalzen stoppen en val zonder pil in slaap.